weg en weer 1.0
((vooral) in België)
weg van een bepaalde plaats en weer terug; heen en terug
Algemene voorbeelden
Na vijf dagen weg en weer lopens, werd het tijd voor mij om het loon van de bergen in ontvangst te nemen.
Ik zie Philip nog zitten in de Viper tijdens zijn onvoorziene pitstop tijdens de race om een probleem met de schokdempers op te lossen: hij bleef uitermate rustig tijdens het dol weg en weer geloop van zijn mekaniciens.